WATERSNOOD EN CARNAVAL

 

31 Januari 1953

Het water steeg en overspoelde een groot deel van Zuidwest Nederland. Een felle storm joeg door de straten, ontwortelde bomen, de mensen schuilden bij elkaar. Laat op de avond, toen men ging beseffen dat het weleens goed mis kon gaan, zei mijn moeder “Ik loop naar de Balsemienstraat om te kijken of alles goed is met mijn ouders en Cor.” “Ben je helemaal besodemieterd? De takken vliegen om je hoofd en het water stijgt.”” Toch ga ik ernaar toe.” “Dan ga ik met je mee. Pa kan op Joke passen.”

 

Mijn ouders woonden achter de winkel, Joke sliep in het aardappelhok. Pa en moe van Dam woonden op de eerste verdieping. De broer van mijn vader,  Aart woonde met zijn vrouw Agaat en hun dochter Adrie op de tweede verdieping.

 

“Als we niet terug kunnen, slapen we in de Balsemienstraat.”        Ondanks de rukwinden en ondergelopen straten bereikten ze ongedeerd maar doorweekt het huis van mijn oma. Het laatste stuk bij de Hillevliet was al ondergelopen. Ze trokken droge kleren aan en luisterden naar de radio. Op zeker moment in de nacht zei mijn opa, “En nu gaan we slapen.” Cor kroop in de bedstee, mijn grootouders gingen naar hun slaapkamer en mijn toekomstige ouders naar zolder waar nog een oud matras en dekens lagen. Ze kropen tegen elkaar om warm te worden. 20 jaar later vertelde mijn moeder zeker te weten dat ik daar en toen verwekt ben.

Het minuscule visje waarin een gedeelte van mijn DNA zich bevond was de snelste. Het bevruchte eitje sloot zich. Met daarin, mijn verlangen te bestaan.

 

Dit was tevens de laatste keer dat ik ergens de snelste mee was.                          

Competitie is nooit mijn ding geweest. Winnen was voor anderen.

 

VERKIEZING Prins Carnaval 11-11-1953 23.11 uur

 

10 November 1953

Ik schopte tegen de buik van mijn moeder. “Het gaat snel gebeuren en het is hier erg druk in huis.” zei de vroedvrouw. Aangezien er in huis bijna geen ruimte was besloot mijn moeder naar de Balsemienstraat te gaan. In de erker stond een bed waar ze rustig zou kunnen bevallen. “Even wat spullen pakken, dan gaan we.”

De taxi reed langzaam met zijn kostbare vracht en passeerde bijna stapvoets feestgebouw “Spes” De weg was in erbarmelijke staat. “Morgen groot feest.” Zei de chauffeur. “Ik hoop het” zei Tiny met de handen op haar buik.                        

“Ik bedoel de verkiezing van Prins Carnaval door vereniging de “Keilebijters” Ik ben daar lid van.

“Daar moet ik even niet aandenken.” ( dacht Tiny )

 

De volgende avond op de 11de  november omstreeks 23.10 uur verliet ik mijn veilige broedplaats en zag het licht in de Balsemienstraat 6B. Op het zelfde moment werd in gebouw “Spes” de nieuwe prins Carnaval gekozen.

Trots pakten de twee kolenschoppen van mijn opa mij op en hij sprak de legendarische woorden…………

Prins Carnaval wordt niet gekozen maar geboren.

 

Ik weet wanneer ik verwekt en geboren ben.

 

Dood zal ik alleen voor de levenden zijn, niet voor mezelf. Ik bedoel, ik kan niet dood zijn. Dood zijn altijd de anderen.

Harry Mulisch, uit De Brief en De Waarheid.

 

 

 

Dood gaan is;

In het donker in je eigen schaduw stappen, langzaam verdwijnen en onzichtbaar worden. Peter van Dam 4 november 2020

 

 

Met een lief geboortekaartje,                                                                              

afgezet met lichtblauwe strik,                                                                         

niets vermoedend van het staartje                                                                        

dat het nog zou krijgen,

kwam ik.

 

Gedenk die datum, lezer. En snik.

 

Kindervermoeidheid.

 

Ik hief mijn hoofdje uit de kinderwagen

En zag voor het eerst de mensen om mij heen.

Ik stelde nog een paar gerichte vragen

en wist genoeg.

Liet me langzaam achterover zakken

en was gelukkig weer alleen.

 

Lévi Weemoedt